3. Decentraal consumentenperspectief en centrale producentenrealiteit

Deel 3: decentraal consumentenperspectief en centrale producentenrealiteit

Het perspectief voor 2031 vertelt over veranderingen van sociale waarden bij consumenten, over burgers en over lokale gemeenschappen. Het gaat in op economische innovaties en principes voor en van die burgers en consumenten, in hun lokale, decentrale setting. Door de oogharen wordt in huishoudens circa 450 van de 2.800 PJ aan energie in Nederland gebruikt. Dat is ‘maar’ 16% van het Nederlandse energieverbruik. Lokaal en decentraal groeit weliswaar als beweging, maar is in omvang dus beperkt. De industrie gebruikt circa 1.350 van de 2.700 PJ (50%). Het gebruik van energie in de industrie is dus fors groter. Door dezelfde oogharen: tal van ‘Outlooks’ voorspellen blijvend groot gebruik van olie en gas, zeker tot 2030 – 2040 en zeker in de industrie.

Als de grote sociale beweging naar lokaal en delen is, hoe werkt die verandering van waarden dan door in de energie-intensieve industrie? Treden dezelfde waardenverschuivingen op en gaat het ook over ‘rentmeesterschap’? En hoe verhoudt het decentrale consumenten-perspectief zich eigenlijk tot de internationale producenten-realiteit van een centraal georganiseerde energie-intensieve industrie? Het antwoord op deze vragen krijgt vorm aan de hand van de volgende beelden.
​Een centraal systeem voor grote verbruikers en grote producenten?
De trend naar lokaal zorgt nu al voor de decentrale productie van steeds meer energie. En zo voor een grote verandering in het verdienmodel van de grootschalige elektriciteitsproducenten. Zij kunnen hun investeringen in dure energiecentrales nauwelijks meer terug verdienen door de lagere marktprijzen voor elektriciteit -denk aan de goedkope Duitse zonnestroom. Deze trend kan zich versterken als de elektriciteitsvraag uit de gebouwde omgeving verder vermindert en nauwelijks gebruik meer maakt van centrale productie. Grote, industriële verbruikers van elektriciteit, bijvoorbeeld in de petrochemische of aluminium- en staalindustrie, zijn dan door een groot transportnet verbonden met grote, industriële elektriciteitsproductie.
Lokaal kleinschalig heeft zijn keerzijde in globalisering
De trend van lokaal en delen heeft als tegenhanger een energie-intensieve bedrijvig­heid die draait om internationalisering en schaalvoordelen. Deze polariteit staat bekend als glokalisering. Schaalvoordelen van wereldwijde goedkope massaproductie worden gecombineerd en aangevuld met lokale kennis, specialistische producten en een efficiënter gebruik van grondstoffen. Voor de industrie betekent dit weinig tot geen impulsen richting een meer duurzame energievoorziening. Misschien wel het tegenovergestelde, namelijk dat internationalisering en schaalvergroting leiden tot meer massaproductie, extra transport en een hoger energiegebruik. Feit is dat in industriële, kapitaal- en grondstofintensieve sectoren grens­over­schrijdende belangen en concurrentie een grote rol spelen.
Nieuwe technologieën leiden tot efficiëntie en decentrale productie
Een tweede beeld is toch een meer technologisch beeld. Nieuwe technologie stelt ons in staat om de materiële productie en het immateriële leven verder te decentraliseren. Voorbeelden zijn het 3D-printen van bruggen, huizen en andere grootschalige fysieke elementen. Daar blijft het echter niet bij. Er wordt een wereld voorzien, waarin vlees en zelfs groenten kunnen worden geprint. Met recreatieve ervaringen via Virtual Reality, holografische conferences, etc. wordt het steeds makkelijker om thuis te verpozen en over grote afstand samen te werken. Deze technologische wereld wordt gefaciliteerd via digitale marktplaatsen die lokale handel en ‘zero marginal costs’ mogelijk maken en de noodzaak voor centrale productie verminderen (zie ‘The Zero Marginal Cost Society van Jeremy Rifkin). De inzet van ‘fintech’ (nieuwe financiële technologieën) zoals de bitcoin, leidt tot mogelijk­heden voor handel en marktwerking buiten de huidige centrale banksystemen om.
Lokale en decentrale consumenten vragen om lokale en decentrale producenten
De decentrale beweging brengt een tendens naar productie op maat, naar local-for-local en naar peer2peer op gang. De marktwerking decentraliseert en lokale marktwerking wordt het leidende principe. Samen met een extensivering van de energie-intensieve industrie brengen kwalificeren meer producten zich voor decentrale productie. Dit is een beeld waar deze industrie transformeert en andere, minder intensieve en meer lokale productieprocessen ontwikkelt met meer circulaire grondstoffen. De huidige aandacht voor cradle2cradle en circulaire economie is hier een voorbeeld van. Bewuste omgang met schaarse grondstoffen die na hun gebruik een tweede en derde leven krijgen op een andere plek. Interessant aan deze beweging is dat het voor een groot deel draait om nieuwe omgangsvormen en samen­werkingen binnen de keten van toeleveranciers, producenten en afnemers. Het draait niet zozeer om technologie of financiële doorbraken, maar veel meer om sociale innovaties en nieuwe normen in samenwerking en product-marktcombinaties.
Centraal wat moet, decentraal wat kan
Een samenleving met decentrale en centrale werelden: decentraliseren heeft een tegenhanger in centrale systemen. Het gaat dan zowel om een energetische als om een financiële samenhang van centrale industrie en lokale initiatieven. De vele decentrale initiatieven en de groei van duurzame handel werkt door naar de economische wereld van beurzen en investeerders, die - zoals het pensioenfonds ABP - hun posities in CO2-intensieve bedrijven ‘heroverwegen’ of terug trekken. Een situatie waar de rol van grote, centrale industrie en productie verandert naar bijvoorbeeld een balansvoorziening van decentrale tekorten en overschotten, die ‘black-outs’ in het systeem moet voorkomen. De samenhang ziet tenslotte op de bestuurlijk-organisatorische verbinding van centraal en decentraal: via uitwisselen van (lokale en systeem)kennis, van een centrale backup voor lokale mainstream, van lokale democratie en internationale afspraken.
 
Uit al deze verbindingen blijkt het aloude principe van balans en evenwicht: decentraal en centraal zijn de voor- en achterkant van dezelfde medaille, evenals bezit en delen. Het een is er niet zonder het ander. Met deze beelden komen de wereld van consument en producent, van centraal en decentraal, van bezit en delen dichter bij elkaar en begrijpen we ze beter in hun sociale en economische samenhang. Dit leidt tot de vraag hoe de weg naar 2031 er dan uit gaat zien?
Share by: