I. Maatschappelijk perspectief

Maatschappelijke versnelling van de energietransitie

Opinie-onderzoek onder 25 sleutelfiguren betrokken bij de Nederlandse energietransitie

Deel 1: versnelling van de energietransitie

Nederland moet en wil naar een toekomstbestendige energievoorziening en duurzame economie. Het Klimaatakkoord in Parijs, het Nederlandse Energieakkoord, de uitspraak in de ‘Klimaatzaak’, de verminderde gaswinning in Groningen, ABP die € 5 miljard aan fossiele beleggingen terugtrekt, de sterke opkomst van nieuwe business modellen, consumenten met inmiddels 250 lokale energiecoöperaties, allemaal sprekende uitingen van de urgentie van die energietransitie. Uitingen die tegelijk demonstreren dat we ons midden in deze transitie bevinden.

De urgentie wordt meer en meer erkend, zowel door maatschappelijke actoren als door de overheid. Burgers roeren zich, als voor- en als tegenstander van energie­vormen. De Topsector werkt aan systeemintegratie, het ministerie van Economische zaken (EZ) organiseert een Energiedialoog en het ministerie van Binnenlandse zaken (BZK) werk aan een lange termijn verkenning voor de gebouwde omgeving. Er is een SER-Energieakkoord dat zichzelf blijft uitvinden en de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur geeft een advies Energie­voorziening 2050. Zelfs de Nederlandsche Bank erkent de urgentie in het rapport Tijd voor Transitie.
 
Bij elkaar is er een waaier aan visies, scenario’s en onderzoeken over de energietransitie. En er zullen nog vele volgen. Allen maken ze duidelijk dat er veel moet veranderen, veel zal gaan veranderen en dat er ook nog verschrikkelijk veel is dat we (nog) niet weten - behalve dat onze huidige fossiele economie flink op de schop zal gaan. De urgentie wordt echter lang niet voldoende erkend. De resultaten van het Energie-akkoord blijven achter en concrete doelen en keuzes worden vooruit geschoven. Dat is niet goed voor Nederland en niet goed voor de wereld. Het is ook jammer voor de economie. Een versnelling van de energietransitie leidt tot meer groene groei, meer banen en meer export.​

Maatschappelijke verandering en transactionele innovatie
​Het energiedebat wordt in 2016 nog steeds gedomineerd door het technologische vertrekpunt: welke technologie is het meest kansrijk? Waarom eigenlijk? Hoe vaak vertellen de technische specialisten ons niet dat ‘technisch alles mogelijk is’. En blijkt in de praktijk dat juiste sociale en transactionele instituties en innovaties de echte sleutel vormen voor belangrijke transities? Wat nu als we eens beginnen met denken en werken vanuit die andere, maatschappelijker kant, en dus mogelijke sociale veranderingen en transactionele innovaties centraal stellen?

Met de bril van 1980 kijken we nu vreemd aan tegen concepten van Über, crowdfunding, draagmoeders, bitcoin, DNA-patenten, Spotify, Repaircafé’s. Concepten die inspelen op sociale waarden en andere economische opvattingen uit 2016. Wat zouden, met deze sprong in gedachten, de maatschappelijke innovaties voor 2031kunnen zijn? Tot welke sociaal-maatschappelijke, politiek-bestuurlijke, systeem-economische vragen en antwoorden leidt dat dan? En verandert dat ons werk aan de energietransitie dan?
  • Maatschappelijke vraagstukken gaan onder andere over opvattingen en waarden, die zich vertalen naar onze manier van samen leven. Actuele opvattingen over de unieke en eenmalige waarde van onze planeet en haar grondstoffen leiden bijvoorbeeld tot lokale energiecoöperaties en circulaire economische concepten.
  • Systeemvraagstukken onderzoeken ‘het spel en de spelers’: kunnen bestaande spelers hun bestaande spel voldoende aanpassen of komen er echte disruptieve innovaties van buiten de sector? Welke innovaties en welke spelers komen dan eigenlijk op en worden ze ook leidend?
  • Economische vragen richten zich op investeringsbeslissingen in nieuwe technologie, over de toekomstige waardering van dure installaties van fossiele energieproductie, en zeker over andere marktmodellen en transactionele innovatie.
  • Politiek-bestuurlijk gaat het om de vraag of klimaatbeleid een politieke kwestie is of inmiddels, gezien de uitspraak in de Klimaatzaak, een afdwingbaar recht? En hoe verhouden ‘open en big data’, energietransitie en governance zich tot elkaar? Wat is de invloed van geopolitieke overwegingen en leidt een nationaal ‘smart grid’ tot politiek-bestuurlijke veranderingen?

De centrale vraag die we hebben gesteld aan 25 bevlogen bestuurders. adviseurs, wetenschappers, directeuren, adviseurs en (jonge) ondernemers was: “Gaan we dingen anders doen als we de energietransitie benaderen vanuit een niet-technologische invalshoek?”. Het antwoord was “Ja, ….”.
 
Deze publicatie is het reisverslag -door de ogen van de onderzoekers- van de ontdekkingstocht die we met deze 25 mensen maakten, op zoek naar een antwoord. De sociale veranderingen in 2031, transactionele innovaties die we onderweg verwachten, en interventies die dan vandaag de dag aan de orde zijn. Uitmondend in een houtskoolschets voor een ander transitieprogramma, vanuit dat perspectief van sociale verandering en transactionele innovatie.
Waarden en economische principes in 2031
Hoe zou onze samenleving er richting 2031 uit kunnen zien? Wat zijn dan de belangrijkste waarden en hoe zijn deze verschoven sinds 2016? Wat zijn belangrijke sociale en marktvernieuwingen en wat betekenen deze voor de energietransitie?

Sociale waarden verschuiven naar ‘delen, welzijn, rentmeesterschap, spiritualiteit’
De verwachting is dat richting 2031 waarden rond welzijn, rentmeesterschap, zelfredzaamheid, gelijkwaardigheid en ook spiritualiteit meer en meer centraal komen te staan. Een optimistisch beeld -‘wie bedenkt er nou een sombere toekomst?’- met een post-materialistische wereld waar gebruik zeker zo belangrijk is als bezit. Het is ook een extrapolatie van een nieuwe gemeenschapszin, met waarden die sinds de crisis in 2008 opkomen. Een toekomst die past in de trend van meer delen, biologisch slow food, terug naar de natuur, cradle-2-cradle, etc. Al met al een meer humanistische, ecologische en duurzame samenleving, die beelden oproept van neo-hippies in een burning man-achtige setting (een evenement rond gemeenschappelijkheid, kunst, creativiteit en zelfredzaamheid in de woestijn van Nevada).
“We zien dat de maatschappij langzaamaan weer minder individualistisch wordt en de vele deeleconomie-ideeën bevestigen dat vermoeden. Denk aan Car2Go en Peerby, het delen van online content en kennis via review-websites of open-source software. Ik verwacht dat de ‘wij-samenleving’ de komende jaren zich nog veel verder gaat ontwikkelen, met een sterkere focus op de medemens en minder nadruk op individuele bezittingen en prestaties. Tegelijkertijd zien we lokalisatie (als tegentrend van de toenemende globalisatie) zich in rap tempo ontwikkelen. Mensen beseffen dat ze globalisatie en de homogene samenleving niet willen en gaan op zoek naar initiatieven, invloed en connecties op lokaal niveau”. 

Er zijn ook minder plezierige boodschappen. ‘Er is veel wensdenken, in een dominante fossiele praktijk met bedrijven én regeringsleiders die al die voorraden willen winnen’. Verwacht wordt dat de 2°C-grens al voor 2050 wordt overschreden. En dat is ‘geen vrolijk proces van vergroening’. De ongelijke verdeling van welvaart kan leiden tot migratie en oorlog. ‘Drie miljard mensen hebben internet. Zij worden dagelijks gevoed met een wereld van ongekende mogelijkheden en tegelijkertijd geconfronteerd met repressieve regimes die hen een eigen toekomst misgunt’. Een toename van de verschillen tussen mensen is te voorzien, tussen have’s en havenot’s, met een overlevingsstrijd voor de laatsten. En hoewel de verwachting er een is van meer ‘delen en samen’, ligt daaronder ook een meer individuele laag, die is gericht op de eigen zelfvoorzienendheid.

Economische principes veranderen naar lokaal, circulair, coöperatief, overvloed
Economische ordeningsprincipes zullen richting 2031 ook veranderen. Vandaag de dag zijn exploitatie, schaarste, lineair, economies of scale en centralisme nog leidend in onze economische ordening. Rond 2031 zal de economische ordening beter aansluiten bij de voorgaande waarden. Principes als lokaal, circulair, decentraal en coöperatief worden belangrijk. Om dat mogelijk te maken zullen er ook veranderingen plaats vinden in de berekeningsgrondslagen van onze economie en de sturingsprincipes van aandeelhouders: van winst naar waarde. We verbruiken minder en zijn dan ook minder afhankelijk. We kunnen energie lokaal en bijna gratis opwekken. Denk ook aan het economische principe dat streeft naar het steeds verder verlagen van de marginale kosten. Die wijst in de richting van marktplaatsen waar vragers en aanbieders elkaar direct vinden. Elke inwoner kan mee-betalen en ook mee-verdienen, dankzij coöperaties en dankzij internet. We kunnen energie slim verdelen en her-verdelen door energieverbruik real time af te stemmen op productie en door lokale opslag. Kortom, consumenten willen en gaan niet meer betalen voor grootschalige productie, voor tussenhandel of voor ‘klantenservice’. Energie is geen grootschalige sector meer voor grootverdieners. Andere trends op het economische vlak: veel komt van onderop, wantrouwen naar de energiesector, gegevens (en diensten rond gegevens) zijn de nieuwe grondstof voor ‘handel’. En de Wet van Moore geldt: productie van zonne-energie wordt steeds effectiever en steeds goedkoper. En in die visie is energie over enkele jaren gratis.
De relatie tussen sociale waarden, economische principes en innovatieve technologie is verschillend te duiden. Sociale waarden worden gezien als voedingsbodem voor technologische doorbraken: aandacht voor delen en decentraal leidt dan tot ‘technologies that help us decentralise the world’, tot aandacht voor smart grids, opslag en lokale opwektechnieken en technieken als 3D-printen. Maar andersom kan ook: nieuwe technologieën zoals internet, robotisering, artificial intelligence en virtual reality openen de wereld naar nieuwe sociale waarden rond arbeid, gezondheid en welzijn.
“Zo werd efficiency-geloof langzaam maar zeker effectiviteit-geloof. Welvaart-geloof werd welzijn-geloof. Concurrentie (vrije markt)-geloof werd coöperatie-geloof. Geloof in excellentie (beter dan een ander willen zijn) werd geloof in het accepteren van jezelf. Materialisme-geloof werd geloof in filantropie. Kapitalisme-geloof werd geloof in overvloedig stelsel van niet financiële economieën. Geloof in aanbod gedreven produceren werd geloof in vraag gestuurd produceren. Schaarste-geloof werd overvloed-geloof. Geloof dat besturing beter werkt als het gecentraliseerd is werd tot geloof dat gedistribueerde besturing minstens zo goed werkt. Het geloof in dat de menselijke intelligentie door niets voorbij gestreefd kan worden werd tot geloof in intelligente mens-dienende technologie die de mens eindelijk op het zo hard verdiende voetstuk kon zetten waar door velen al lang naar verlangd werd.”
Share by: