5. Handelingsperspectief voor 2016

Deel 5: handelingsperspectief voor 2016

Vier verschillende perspectieven op de route naar 2031, en dus voor de strategie om een versnelling van de energietransitie te bereiken vanuit het sociale en transactionele perspectief. Wat betekenen deze verhalen en beelden nu voor vandaag, voor ons werk in 2016? Welk soort van interventies en welke acties zijn dan typerend? Waar richten de inspanningen zich op en welke investeringen zijn opportuun? Deze inter­venties, inspanningen en investeringen zijn te verdelen in drie groepen: kennis en onderzoek, governance en organisatie, en regels en prikkels.

Kennis en onderzoek
Stel, u krijgt € 100 miljoen om, binnen de scope van deze opgave, te besteden aan ‘kennis en onderzoek’. Waar zou u dat geld aan willen toekennen?
  • Een groot deel van de kennis- en onderzoeksbehoefte zit in praktische experimenten. Experimenten die enerzijds draaien om het gebruik van nieuwe energie­­technologie in buurten en wijken en anderzijds om het menselijk gedrag in deze transitie. Het gaat vooral om een integrale benadering, waar energie en nieuwe technologie zich moeten meten met andere dagelijkse patronen in ons leven. Lukt het om handelingen voor een slimmer gebruik van de wasmachine in onze dagelijkse patronen te verweven? Wat maakt dat ik bereid ben om elke dag de kabel voor de elektrische auto te plaatsen? Het gaat in deze projecten meer om de scale-up dan om de start-up, dus eerder zakelijk dan technisch perspectief.
  • Een heel andere suggestie is het energiespel, dat via de speltheorie helpt om keuzen te maken. In het spel worden meerdere aspecten met elkaar verbonden. Eendimensionale afwegingen rond energie worden ook hier bredere, multi-dimensionale afwegingen. Denk aan de koppeling van de energietransitie met lokale werkgelegenheid of met sociale cohesie en geldstromen in buurten.
  • Dit sluit aan bij behoefte aan inzicht in triggers om gedrag van consumenten te beïnvloeden. Bijvoorbeeld de acceptatie van duurzame energie­bronnen zoals windmolens, het investeren in nieuwe technologie, samenwerken bij het opwekken van energie op lokaal niveau. Onderzoek naar environmental self-identity laat bijvoorbeeld zien dat mensen zich milieuvriendelijker gedragen als ze worden herinnerd aan hun milieuvriendelijk gedrag in het verleden.
  • Heel anders dan deze bottom-up interventies, is de kennis- en onderzoeks­behoefte gericht op systeemveranderingen van bovenaf. Voorbeelden zijn de behoefte aan inzicht in de mogelijkheden van belastingen op grondstofgebruik in plaats van op arbeid, van het internaliseren van externe kosten of van het sturen op geluk en welzijn in plaats van op economische groei en welvaart.
  • Een laatste suggestie is de inzet van de € 100 miljoen voor kennisverwerving over financiële systeeminnovaties. Hoe kunnen toekomstige baten uit besparingen, nu al grootschalig worden gebruikt om eenmalige kosten van de transitie te financieren? Welke nieuwe financiële constructies zijn dan nodig? Hoe bouwen we een levensvatbaar én rendabel systeem om dit principe heen?
Governance en organisatie
Ook als het gaat om het handelingsperspectief voor de governance en organisatie van de energietransitie komt de tweedeling van bottom-up versus top-down terug.  
  • Een belangrijke bottom-up interventie is de opzet van een investeringsvehikel in de vorm van een revolverend fonds, en met name ook de suggestie om de inrichting van het fonds in handen te leggen van ‘de festivalbeweging’. Dit is een jonge, op de toekomst gerichte generatie en een combinatie van de bewustzijns­beweging (mindfulness, bewustzijn, persoonlijke ontwikkeling, spiritualiteit etc.), de alternatieve beweging (met kleine, alternatieve sociale projecten) en de tech-beweging (nieuwe technologie voor sociale doeleinden). Het fonds moet passen bij de decentralisatie van de energievoorziening. Denk aan meerdere fondsen, die door lokale of regionale allianties worden beheerd: daar is immers de lokale kennis om keuzen te kunnen maken die bij de inwoners en het gebied passen.
  • Een tweede bottom-up interventie rond governance draait om het inzetten op ‘nudging’. Nederland zou, zoals in het Verenigd Koninkrijk, een Behavioral Insights Team rond klimaat en energie kunnen oprichten. Dit team beoogt consumenten te helpen door persoonlijker informatie, passender educatie en eenvoudiger besluiten te ontwikkelen en aan te bieden, vanuit de invalshoek van gedrag. Denk aan het verven van een trap als een piano (stimuleren van de trap ten opzichte van de lift), een ‘opruimsubsidie’ voor de zolder voor partikulieren die het dak van hun woning laten isoleren, etc.
  • Ook sociaal investeren in de ontwikkeling van transformationeel leiderschap loont: “Transformationeel leiderschap is explorerend en weet met onzekerheden en gebrek aan structuur om te gaan. Het is kansgedreven in plaats van kostengedreven. Transformationeel leiderschap zet mensen aan nieuwe vormen van waarde te ontwikkelen voor alle stakeholders. Dit leiderschap ziet mensen als grenzeloos potentieel in plaats van als een bundel gedragingen die zijn te conditioneren voor organisatiedoelen.”
Daarnaast zijn er de top-down interventies, die de governance veel meer benaderen vanuit het marktdenken. Dit draait onder andere om het voorkómen van bureaucratie, ambtenaren en regels. De interventie is niet gericht op de centrale organisatie, maar zit vooral in de aanpassing van het systeem en de spelregels.
  • Een voorbeeld is het voorstel, om coöperaties de eerste twee jaar vrij te stellen van het betalen van belasting. Tegen de voorwaarde dat zij hun opbrengsten investeren in hun voorzieningen. Zo kijkt de overheid mee met de transitie en worden werkende, praktische initiatieven meer samen ontwikkeld. In deze lijn past ook de suggestie om contracten standaard en voor iedereen beschikbaar te maken, dus open source. Dat maakt de drempel voor initiatieven, burgers en anderen om zelf bij te dragen aan de energietransitie lager en lager.
  • Een top-down-achtige interventie is het idee is om de Nederlandse energietransitie in te regelen á la Deltaprogramma en in lijn met het recente RLI-advies; een commissaris, een wettelijke verankering, gekoppeld aan een begrotingscyclus, een meerjarige opzet over regeerperioden heen, en een breed programma.
Tussen bottom-up en top-down in zitten platforms als governance-model. Deze platforms worden gezien als hét vehicle voor een nieuwe economie, dat bestaande rollen combineert en herdefinieert. In de lijn van consumenten die ook producenten zijn: “Als een energiebedrijf wil overleven, dan zal het zich moeten transformeren naar een platform. En vanuit die plek andere stakeholders faciliteren. Het platform is in alle scenario’s in the lead – daar wil je als energiebedrijf zitten”.
Share by: