6. Dus, Doorkijk ... en een Diner

Deel 6: Dus, Doorkijk ..... en een Diner

Twaalf onderzoeksvragen en twaalf ontwerpprincipes. En dan? Komt het dan goed met de kennis en innovatie voor de energieversnelling? Dit afsluitende hoofdstuk geven we als onderzoekers in ieder geval nog een keer het overzicht van de vragen en principes. En we voegen daar een reflectie bij, gebaseerd op een open gesprek in een afsluitende, informele bijeenkomst met deelnemers van de Delphi. 
A. Centrale vragen in de Delphi

Nog even, waar ging het over? In deze Delphi ‘Kennis en innovatie voor de Energieversnelling’ gaat het om de aard en organisatie van kennis en innovaties die moeten worden ontwikkeld om de transitie naar een CO2-arme energiehuishouding verantwoord en versneld te kunnen maken. Tegen deze achtergrond zijn twee vragen gesteld: 

  1. 1. Wat zijn de 4 vraagstukken waar we de komende 5 tot 10 jaar mee te maken krijgen als het gaat om de versnelling van de energietransitie en waar nieuwe financieel-economische of sociaal-maatschappelijk kennis en innovaties voor nodig zijn? 
  2. 2. Hoe moet het ontwikkelen van kennis verbonden zijn met het beslisproces in de energietransitie, en welke aanpak en aandachtspunten brengt dat met zich mee voor de kennisontwikkeling? 

Kennisagenda met 12 thema’s 
Het 1e resultaat is een overkoepelende Kennisagenda met 12 heldere thema’s, waar we morgen al mee aan de slag kunnen. Met veel van deze onderwerpen zijn we overigens ook al druk bezig. 

1. Sociaal: Hoe ziet een rechtvaardige transitie eruit?
2. Verdeling: Wie draagt de kosten en wie vangt de baten? 
3. Communicatie: Energietransitie: ‘het nieuwe normaal’?
4. Ruimtelijk: Pas je in of pas je toe? 
5. Infrastructuur: De waarde van verbindingen
6. Economie: Financiële offers voor maatschappelijke baten?
7. Bestuur: Energietransitie als maatschappelijk veranderproces
8. Democratie: Decentraal wat kan, centraal wat moet
9. Regulering: Nieuwe spelregels voor een nieuwe werkelijkheid?
10. Industrie: Groene groei als basis voor business re-design
11. Mobiliteit: Een revolutie in transport, reizen en logistiek
12. Fossiel: Een exit-strategie voor olie en gas

De 12 ontwerpprincipes 
Het 2e resultaat zijn 12 ontwerpprincipes voor de inrichting van een kennisinfrastructuur die helpt om antwoorden op de vragen uit de Kennisagenda te vinden. De betekenis van de ontwerp-principes is lijkt minder eenduidig, maar is des te belangrijker. 

Kennis in actie
1.  Missie
      Aansprekende missie als aanjager van kennisontwikkeling
2.  Oplossingsgericht
      Meters maken in praktijk vraagt andere, integrale kennis
3.  Just in time
      Kennis op maat voor werkprocessen: just in time, just enough
4.  Decentraal 
      Meer kennis voor decentrale en sectorale opgaven

Trans-disciplinaire kennis
5.   Lerende gemeenschappen
      Samen en blijvend kennis ontwikkelen en delen
6.   Dynamischer kennisagenda
      Kennisvragen veranderen sneller
7.   Open cultuur
     Een open, lerende cultuur en adaptief beleid 
8.   Nieuwe ruimte
      Voor veranderende samenwerkingen en andere stakeholders
9.   Inclusief 
     Een kennisinfrastructuur die onderwijs en scholing integreert
10. Trans-disciplinair 
       Praktijk, wetenschap, stakeholders én disciplines verbonden
11. Financieringsarrangement
       Veranderende waarde kennis vraagt andere arrangementen
12. Rolbewust
     Beperkingen rol kennis in maatschappelijke besluitvorming

B. Afronding: een bevlogen gesprek 

De 12 vragen en de 12 ontwerpprincipes zijn besproken met een groep van twaalf deelnemers tijdens een afsluitende bijeenkomst bij Mammoni in Utrecht. In de gesprekken krijgen vier onderwerpen bijzondere aandacht.

1. Een sociaal-rechtvaardige energietransitie
De energietransitie is vooral een maatschappelijke transitie. Dat lukt niet met dwang van bovenaf, maar vraagt om een rechtvaardig en eerlijk verhaal. Daarover is consensus in dit gesprek. Energiebeleid gaat ook over keuzen in de welvaartsverdeling. Naast het principe van ‘De vervuiler betaalt geldt’ het adagium ‘De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’. De energietransitie vraagt zodoende ook om een sociaal-maatschappelijke agenda voor elk transitiepad. Daar hoort de vraag bij wat ‘rechtvaardig’ is: hoe weten we of een maatregel of interventie rechtvaardig is? Alleen met een helder begrip van wat wel en niet ‘rechtvaardig’ is kunnen belanghebbenden erkenning en oplossing krijgen van bezwaren tegen keuzen die worden voorgelegd.

2. Onderzoek in actie
De 4 ontwerpprincipes onder Kennis in actie zijn belangrijk. Een waarschuwing geldt voor het principe van een missiegedreven aanpak: het zou dan moeten gaan om een gedeelde missie waar top-down en bottom-up elkaar in vinden. In het verlengde van Kennis in actie-principes is er nu al behoefte aan professionals en opleidingen in deze richting. In onderzoek gaat het om de vraag naar actieonderzoekers en social researchers, in het bestuur om lokale bestuurders met kennis en inzicht in de maatschappelijke dimensie van de energietransitie. De oproep klinkt duidelijk om actiegericht werken: leg de nadruk op uitvoering, doe dat verbindend -grote en kleine organisatie, professionele en vrijwilligersorganisaties- en doe dat mobiliserend: draag bij op basis van gedeeld eigenaarschap.

3. Kwaliteitskenmerken van (transdisciplinaire) antwoorden 
Twaalf vragen en twaalf ontwerpprincipes. Komt het dan goed met de kennis en innovatie voor de energieversnelling? Niet vanzelf. Het gaat immers niet alleen om de vragen en principes om te komen tot een antwoord op die vragen. Het gaat ook om de antwoorden zelf. Wat zijn kenmerken van die antwoorden in een transdisciplinaire benadering van kennis en innovatie? Zijn er eisen te stellen aan de kwaliteit van die antwoorden en welke zouden dat dan kunnen zijn? In het gesprek komen vier van zulke kwaliteitskenmerken naar voren: 
Diversiteit
Steeds meer mensen zijn betrokken bij de transitie en steeds meer waarden zijn in het geding. Hebben deze waarden een stem in het ontwikkelen van kennis en innovatie en in de antwoorden op onze 12 vragen?

Legitimiteit
Legitimiteit gaat om verantwoording van rol en bijdrage. Rollen en bijdragen schuiven in de transitie en zijn niet vanzelfsprekend. Elke bijdrage, elk antwoord en elke actor wordt gevraagd zich te legitimeren door transparantie in belang, in rol, in proces en in waarden. 

Robuustheid
We willen juiste keuzen maken voor de toekomst. Verkennen van alternatieve toekomst-beelden en dus van alternatieve antwoorden op kennisvragen helpt ons aan robuuste antwoorden: zowel in termen van ‘no regret’ en ‘adaptief’ als van gedeelde beelden en gedeeld eigenaarschap. 

Actiegerichtheid
We staan de komende jaren voor grote beslissingen en grote werken. Het is dus belangrijk dat kennis en antwoorden een stevig handelingsperspectief bieden: wat kan ik, wat kunnen anderen met deze kennis en antwoorden in de praktijk? 
4. Ordening van principes
Twaalf ontwerpprincipes. Allemaal goede principes, maar in de praktijk wel veel. Zijn er principes die belangrijker zijn dan andere? Is er een ordening binnen de principes? Leidende principes in de energietransitie van vandaag zijn: kennis en innovatie moet bijdragen aan de groei van de economie, aan de ontwikkeling van vernieuwende, duurzame technologie, en aan het draagvlak en gebruik van nieuwe toepassingen van deze technologie. Dat klinkt bekend en logisch. Maar zijn het ook de leidende principes van de toekomst? De verwachting wordt uitgesproken, dat een toekomstige ordening van principes meer waardegericht zal zijn. Te beginnen bij persoonlijke waarden: wat vinden we echt belangrijk en brengt intrinsieke motivatie? En vervolgens op gemeenschappelijke waarden: wat vinden we als gemeenschap, als samenleving echt belangrijk? In dat gesprek over een toekomstgerichte ordening van principes krijgen netwerken van menselijke relaties en natuurlijke stromen een belangrijke rol. Kijk bijvoorbeeld naar de beweging rond aardgasvrije wijken: meer dan 100 actoren die er samen uit moeten komen. Dat kan alleen als de onderlinge persoonlijke, gemeenschappelijke en institutionele relaties goed zijn. In de wetenschap dat er niet meer dan één aarde is, spelen in deze ordening vervolgens ook principes die keuzen en besluiten bevorderen die gericht zijn op een duurzame en leefbare wereld. Dat kan dan bijvoorbeeld gaan over principes die tempo en urgentie agenderen. Het dilemma aan tafel is tenslotte de vraag of onze pragmatische samen¬leving mee kan en wil in de beweging naar een (andere) waardegerichte ordening?
C. Doorkijk naar de Nederlandse kennisinfrastructuur 

De vraag is tenslotte wat de ontwerpprincipes betekenen voor de manier waarop we in Nederland op dit moment onze kennisinfrastructuur hebben ingericht. Uit de bijdragen aan de Delphi en de gesprekken in Mammoni zien we in dit verband -als onderzoekers- vijf onderwerpen die er uit springen. 

1. Meer doen: Verbindende manier van werken tussen stakeholders stimuleren
Een eerste soort van conclusies kan volgen uit combinaties van kennisvragen met ontwerpprincipes. De combinatie van sociaal-maatschappelijke kennisvragen en de behoefte van trans¬disciplinair werken aan wisselende vraagstukken is daar een voorbeeld van. Deze combinatie vergt dat we een infrastructuur kennen die de samenwerking bevordert tussen de dragers van deze kennis voor dit vraagstuk in een brede groep van stakeholders. Voor een onderwerp als ‘rechtvaardigheid’ is enerzijds sociologische, economische en ethische kennis belangrijk en is anderzijds een koppeling van belang met de praktijk van beleid en met koopkrachtplaatjes en bestuurskundige oplossingen. Al gauw gaat het dan om tijdelijke platforms of samenwerkingsverbanden waar concrete opgaven en specifieke kennis met elkaar worden verbonden. 
2. Meer doen - Ruimte bieden voor open en tijdelijke structuren
Kennisontwikkeling zal minder ‘maakbaar’ zijn en meer ‘werkende weg’ plaats vinden. De energietransitie is geen maakbaar project, dat via enkele fasen en tussentijdse delivarables werkt naar de deadline van 2050. Het is eerder een voortgaand proces dat steeds nieuwe vragen zal opwerpen. Het moet dan ook mogelijk zijn steeds om nieuwe kennisdragers en nieuwe praktijkkennis in te brengen. De ontwerpprincipes die gaan over een missiegedreven aanpak en over open en tijdelijke structuren passen daar goed bij. Kies daarom ‘missies’ die in tijd en inspanning worden afgebakend en transdisciplinariteit mogelijk maken. Ondersteun vooral open en tijdelijke structuren als dialoogprocessen, netwerken en open platforms en tijdelijke programma’s. 

3. Minder doen - Institutionaliseren van belangen bij het ontwikkelen van kennis 
De transitie begint vaart te krijgen en zal de komende jaren verder versnellen. De onzekerheden over omvang en richting zijn tegelijk nog steeds groot. De keerzijde van een fluïde benadering is een institutionaliserende aanpak. Een belangrijk risico van kennisontwikkeling vanuit instituties is dat de ontwikkeling en toepassing van passende kennis verstrikt raakt met doelen van instituten zelf i.c. de instandhouding. De kennisinfrastructuur organiseert zo een eigen lock-in en ontwikkelt een risico van een verkeerde afstemming van vraag en aanbod. 

5. Minder doen - Werken met nationale kennisagenda’s voor lokale vraagstukken
Transitie speelt zich af op verschillende geografische niveau’s. Het bereik van centrale, landelijke sturing op lokaal niveau is beperkt. Dat zie je bijvoorbeeld in regionale energieplannen. Toch willen we graag dat de lokale uitvoering blijft passen bij een gezamenlijke, nationale programma. Dus lokale warmte-oplossingen moeten passen bij de brede context van mondiale ontwikkelingen, onze nationale energiehuishouding en bijbehorende de kansen en risico’s. Maar het leren gebeurt lokaal, en de behoefte aan kennis is dat dus ook. De kennisinfrastructuur moet in toenemende mate om kunnen gaan met de tweedeling tussen de kennisbehoefte vanuit bottom-up initiatieven en de sturingsbehoefte vanuit top-down beleid. Bottom-up initiatieven en opschaling vraagt veelal om lokale en actiegerichte kennis. Top-down beleid en de doorwerking vraagt juist vaak om (inter)nationaal-georiënteerde en verdiepende kennis. 

Share by: